Bouwen, bouwen, bouwen. Om in de woningvraag te voorzien, wil het nieuwe kabinet per jaar 100.000 nieuwe woningen realiseren tot 2030. Tegelijkertijd hebben we ambitieuze duurzaamheidsdoelstellingen en -ambities: we willen onze CO2-uitstoot in 2030 met 55% verminderen en halverwege zijn in de transitie naar een circulaire economie. En dat is hard nodig, willen we de ecologische grenzen van onze planeet niet verder overschrijden.
Binnen de bouw wordt er op twee manieren gestuurd op duurzaamheid. Op het gebied van energie stellen BENG-richtlijnen grenzen aan het gebouwgebonden energieverbruik en de minimale duurzame opwek. Op het gebied van materialen maximeert de Milieuprestatie Gebouwen (MPG) de materiaalgebonden milieu-impact van een gebouw.
In de praktijk zien we echter dat deze sturing er onvoldoende in slaagt om de bouw te verduurzamen in het tempo dat nodig is om onze klimaatdoelen te realiseren. Dat geldt vooral voor de MPG, waarbij de huidige grenswaarde (0,8 voor woningbouw) eenvoudig gehaald wordt. Daarbij is het momenteel juridisch niet toegestaan om een lagere MPG te eisen.
Tegelijkertijd groeit de urgentie om stappen te zetten op duurzaamheid met de dag. Het meest recente IPCC-rapport onderstreept de noodzaak van snelle klimaatactie, waarbij de emissies de komende acht jaar (!) moeten halveren. De noodzaak om wetgeving aan te scherpen is dan ook groot.
Anderhalve week geleden publiceerden we – onder de vlag van Gideon – een advies voor het effectiever sturen op de milieu-impact van de bouw. Ondanks de vele aandacht op social media vraagt het doorontwikkelen van het milieuprestatiestelsel echter een lange adem. Wij lichten drie belangrijke adviezen voor sterkere beleidsmatige sturing er uit.
1. De MPG vraagt om meerdere indicatoren
De huidige MPG bestaat uit één indicator: de milieu-impact van in totaal 19 milieu-effecten (onder meer CO2-uitstoot, stikstofuitstoot en humane toxiciteit) gedurende vier fasen van de levensduur: Modules A (Bouw), B (Gebruik), C (Sloop) en D (Hergebruik). De MPG is vervolgens de optelsom van deze impacts, rekenkundig uitgedrukt in de milieukosten / m2 bruto vloeroppervlak / jaar.
De combinatie van milieu-effecten zorgt ervoor dat het lastig is om te sturen op één of enkele specifieke effecten, zoals de CO2-uitstoot of de humane toxiciteit: de aanwezigheid van giftige stoffen voor mensen. De combinatie van tijdseenheden maakt het lastig om te bepalen welke impact wanneer plaatsvindt.
Een extra complicatie is dat in Nederland – als enige land in Europa – de potentiële winst van toekomstig hergebruik (Module D) wordt verrekend met de milieu-impact bij de bouw (Module A). Dat leidt bijvoorbeeld tot de volgende situatie:
- Staal heeft een grote milieu-impact in de productiefase, en daarmee een negatieve impact in Module A (Productie + bouw). Doordat staal echter hoogwaardig hergebruikt kan worden aan het einde van de levenscyclus, heeft staal een flink milieuwinst in Module D (Hergebruik). Als gevolg hiervan komt staal relatief gunstig uit de MPG-berekening, terwijl er nu wel veel milieu-impact plaatsvindt.
- Voor hout vindt het omgekeerde proces plaats: dit heeft een relatief lage milieu-impact in Module A (Productie + bouw), maar een hoge milieu-impact in Module D (Hergebruik), omdat daar in principe (onterecht) wordt uitgegaan van verbranding van hout.
Voorstel
Om te zorgen dat we niet alleen sturen op de milieu-impact over de gehele levenscyclus, maar ook op het terugdringen van de milieu-impact op korte termijn, stellen wij voor om een aanvullende indicator op te nemen die stuurt op de milieu-impact in Module A.
Wij stellen daarbij een MPG-1 en MPG-2 voor (in lijn met BENG-1, BENG-2 en BENG-3), waarbij op twee verschillende prestaties wordt gestuurd:
- De MPG-1 is de ‘huidige’ MPG, die stuurt op alle milieu-effecten over alle levenscycli;
- De MPG-2 is een ‘nieuwe’ MPG, die stuurt op alle milieu-effecten in de productie- en bouwfase (Module A).
2. Circulair bouwen is meer dan de MPG
Sturen op circulair bouwen vindt op dit moment nog uitsluitend plaats met de MPG. Simpel gezegd: een lagere MPG is een meer circulair gebouw. Er zijn echter belangrijke circulaire principes die daarin niet naar voren komen, of die zelfs worden tegengewerkt met de MPG. Twee voorbeelden:
- De keuze om een aantal vierkante meters niet te bouwen – en dus een gebouw met een kleinere oppervlakte te realiseren – leidt tot een hogere MPG, omdat deze wordt uitgedrukt per vierkante meter. Dit terwijl kleiner bouwen verreweg de meest effectieve manier is om minder milieu-impact te realiseren.
- De keuze om adaptief te bouwen – bijvoorbeeld door tussenwanden, natte ruimtes en leidingwerk aan te kunnen passen, komt niet tot uiting in de MPG. Dit is van groot belang om de levensduur van gebouwen te verlengen, wat leidt tot een meer toekomstbestendige gebouwde omgeving en daardoor minder CO2-emissies op lange termijn.
Voorstel
Om te zorgen dat we naar meer circulaire principes kijken dan alleen de milieuprestatie, is het van belang om op meerdere onderwerpen te sturen. Buiten de milieuprestatie kan dat bijvoorbeeld het adaptieve vermogen zijn: een combinatie van de indelingsflexibiliteit van een gebouw met de losmaakbaarheid van verschillende onderdelen. Hoe we dat op de juiste manier bepalen, is iets wat meer uitwerking vraagt.
3. Toestaan van lokale sturing
Het stelsel van de Milieuprestatie Gebouwen (MPG) en Milieukostenindicator (MKI) wordt zowel toegepast in de woning- en utiliteitsbouw als in de grond-, weg- en waterbouw. Waar in de BenU een wettelijke grenswaarde wordt gehanteerd bij vergunningverlening, wordt in de GWW met aanbestedingen gestuurd op een lagere MKI.
Waar het stelsel in de GWW gebruikt wordt om te sturen op een lagere impact, is dat in de BenU juridisch niet toegestaan. In de overgang naar de Omgevingswet is aangekondigd dat gemeenten de mogelijkheid kregen om deze grenswaarde lokaal aan te scherpen; in een recente Kabinetsbrief is aangekondigd dat deze mogelijkheid zal vervallen.
Voorstel
Om te zorgen dat zowel publieke opdrachtgevers (in aanbestedingen voor gebouwen) als gemeenten (vanuit gronduitgiftes voor gebiedsontwikkelingen) daadwerkelijk kunnen sturen op een betere milieuprestatie, is het belangrijk om ook te kunnen sturen op een betere milieuprestatie – en dus op een lagere MPG.
Ondanks het verbod om publiekrechtelijk een scherpere grenswaarde te stellen onder de Omgevingswet, kan er veel sterker op duurzaamheidsprestaties worden gestuurd wanneer het privaatrechtelijk wordt toegestaan om in aanbestedingen te sturen op een lagere MPG. In de GWW is het sturen op de milieuprestatie in aanbestedingen – daar met de MKI – steeds gebruikelijker.
Maatschappelijk belang centraal
Wij zien dat er in de bouwsector – en in de maatschappij – veel discussie gaande is over het tempo van verduurzaming. Daarbij zien we dat er een afweging plaatsvindt tussen het belang van verschillende partijen: bouwers, toeleverende industrie, opdrachtgevers en andere organisaties. Het belangrijkste belang ontbreekt hier echter: het maatschappelijke belang, het gezamenlijke belang van alle bewoners van onze aarde om ook in de toekomst gezond en veilig te kunnen leven. Wij zijn ervan overtuigd dat wanneer we dat belang centraal stellen, we tot heel andere keuzes gaan komen.
Bovenstaande inzet is niet alleen onze inzet. Ook partijen als de Gideonsbeweging en Mantijn van Leeuwen (NIBE) pleiten al langer voor aanscherping en meervoudige toepassing van het stelsel. Mantijn publiceerde vorige week een blog over aanscherping van de MPG, vanuit een CO2-budget. Het advies voor de Rijksoverheid is hier te downloaden; het overzicht met 16 aandachtspunten voor doorontwikkeling van het stelsel hier.