Ik kan mijn twitterfeed niet openen zonder de tien nieuwste berichten te lezen over de Circulaire Economie. Waar mijn rechter hersenhelft jubelt, is mijn linker hersenhelft wat teleurgesteld. Een tweedstrijd in mijn hoofd: aan de ene kant zo blij dat er aandacht is voor duurzaamheid dat verder gaat dan het incrementele besparen van energie; aan de andere kant toch kritisch op het gemak waarmee duurzaamheidsprojecten als “circulair” worden bestempeld. Is “Circulair” het nieuwe groene “buzzword”, maar daarmee een leeg begrip aan het worden?Als we alles even op een rijtje zetten is het begrip “circulair” niet bepaald nieuw. Donella Meadows schreef immers in 1972 al over de beperkingen van economische groei in het kader van onder andere grondstoffenschaarste. En ook de ontwerpfilosofie van Braungart en McDonough die in hun “Cradle to Cradle” werd beschreven is al ruim tien jaar oud. En toch lijkt het onderwerp nu pas echt tractie te krijgen.
Logisch, want het klimatologisch denken over duurzaamheid is ook best een beetje passé. CO2 is een toch ietwat suffe benaderwijze die ook vanzelfsprekend gelinkt is aan het duurzaamheidsparadigma waarin “verminderen” centraal staat. In de afgelopen jaren is (gelukkig) een integrale benaderwijze ontstaan van duurzaamheid, een spannend paradigma waarin ontwerp, productie en gebruik samenkomen en het vooral gaat om “vernieuwen”.
En dan toch die lichte teleurstelling dat om de haverklap iets weer als “circulair” wordt bestempeld; neem bijvoorbeeld Snappcar. Leuk initiatief, en draagt ook echt bij aan het verminderen van de duurzaamheidsuitstoot doordat auto’s worden gedeeld, en er dus theoretisch gezien minder auto’s gemaakt hoeven te worden. Maar is dit begrip nou echt “circulair”?
In mijn bescheiden mening vind ik van niet. Want die auto’s worden toch nog altijd op dezelfde manier gemaakt? Wat als er een Hummer op Snappcar staat, is dat dan ook duurzaam?
In mijn linker hersenhelft is een drie-dimensionaal model ontstaan, die ik voor het gemak van deze blog even uit elkaar zal trekken in drie losse assen (vergeef me het lineaire denken). Drie assen waaraan alle zogenaamde “circulaire” projecten gemeten kunnen worden. In willekeurige volgorde:
De technisch-inhoudelijke as: links het “verminderen”, rechts het “vernieuwen”. Wanneer er minder grondstoffen of energie worden gebruikt in het productieproces of in de gebruiksfase staat het links; en rechts staan de spannende producten waarbij er rekening is gehouden in het ontwerp met demontabiliteit, (biologische) afbreekbaarheid, verantwoord grondstoffen gebruik en levensduur. Hier komt het Cradle-to-Cradle denken weer echt van pas.
De financieel-economische as: hier vertegenwoordigd links de consumptie-gedreven maatschappij met (hoge) winstmarges en eeuwige groei als doelstelling. In dit lineaire denken is een product niet langer de verantwoordelijkheid van de producent zodra het verkocht is. Rechts op de as treffen wij het denken in termen van ‘gebruik’. Het is niet zo dat winst maken geen optie is op de rechterkant van de as, maar het vergt een ander soort business model. Ik denk hierbij erg aan Tim Jackson’s “Prosperity without Growth” waarin hij betoogt dat het huidige model van financiele succes fundamentele gebreken toont.
Tot slot, maar zeker niet onbelangrijk, de procesmatige as: links het denken in “ikke, ikke, ikke”, en rechts het denken in “wij”. Zoals menig circulair project zal aantonen, is samenwerking met partners een vereiste om het project te doen slagen. Bij lange na niet nieuw, Adam Smith schreef al in 1776 over de voordelen van arbeidsverdeling. Toch is het zo dat we in onze winst gedreven maatschappij de neiging hebben om het allemaal zelf te willen kunnen, waardoor bedrijven in een competitieve houding staan ten opzichte van hun ketenpartners in een “ik versus jou” houding. Maar de crux voor circulaire projecten is nou juist dat het gaat om systeemoptimalisatie en –innovatie – dus met de ketenpartners kijken naar de beste oplossing.
In mijn morele opwelling om het begrip “circulair” opnieuw te laden dan ook mijn voorstel: zullen we afspreken dat we iets pas echt circulair noemen wanneer er sprake is van vernieuwing op alle drie de assen? En daarmee wil ik alle andere duurzaamheidsinitiatieven niet ontmoedigen, integendeel, maar we moeten ook iets hebben om naar te streven.
Neem bijvoorbeeld het initiatief Net-Works van Interface: technologische vernieuwing doordat oude visnetten worden gebruikt als grondstof voor tapijten; financiële vernieuwing doordat er ook winst wordt gegund aan de lokale gemeenschappen die de netten verzamelen; en procesmatige vernieuwing doordat er ook echt is gekeken naar versterkende partnerships (o.a. Interface, ZSL, Aquafil). Dit initiatief is voor mij een toonbeeld van “circulaire economie”, die de ondertitel circulair naar mijn idee met trots mag dragen.
Mijn oproep is vooral gericht op het laden van het begrip “circulair” – het zou zo zonde zijn als dit begrip het volgende duurzaamheidswoord is wat sneuvelt in de gedachte van de traditionele denkers.