Vorige week publiceerde het Planbureau voor de Leefomgeving de eerste Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER). De kernboodschap is in de media in ieder geval overgekomen: Nederland is nog geen stap dichter bij circulaire economie (Volkskrant), Overheid moet meer doen om verspilling grondstoffen tegen te gaan (NOS) en voor een circulaire economie moeten we tweedehands spullen niet alleen verkopen, maar ook kópen (Trouw). Het NRC stelt een van de oplossingsrichtingen centraal: Verreken milieuschade veel vaker in producten.
Ik neem jullie kort mee in de conclusies uit de ICER, en licht toe waarom de rapportage naar mijn idee de vinger op de zere plek legt. Wanneer we vervolgens met elkaar de onderliggende problemen beginnen te begrijpen, kunnen we gaan zoeken naar effectieve oplossingen.
Stand van zaken
In niet minder dan 258 pagina’s licht het PBL toe hoe het er in Nederland voor staat op het gebied van circulaire economie. Samenvattend: met de huidige inzet gaan we er niet komen. Een paar citaten uit het rapport, ter illustratie:
- Het totale grondstoffengebruik van Nederland is sinds 2010 nauwelijks veranderd.
- Het overgrote deel van de zogenoemde circulaire bedrijven richt zich op reparatie, recycling en hergebruik. Dat soort activiteiten bestond al voordat er werd gesproken over de transitie naar een circulaire economie: denk aan garagebedrijven, milieustraten en kringloopwinkels.
- Vrijwilligheid en vrijblijvendheid in de aanpak zijn uiteindelijk ontoereikend voor de stevige ambitie van het kabinet om in 2050 te zijn overgeschakeld naar een volledig circulaire economie. (…) Met alleen convenanten en vrijwillige afspraken zijn ambitieuze doelen en emissiereducties van 50 – 90% niet te bereiken, zo leert het milieubeleid van de afgelopen 50 jaar.
- Een circulaire economie vraagt om andere regels voor het waarborgen van de balans tussen veiligheid, gezondheid, milieu, economie en innovatie. Dit (…) vraagt een kabinetsbrede aanpak waarin ieder ministerie een eigen rol en taak heeft.
Uiteraard zijn er ook positieve ontwikkelingen: de efficiëntie van ons grondstoffenverbruik neemt toe (+12% in de periode 2010-2018) en Europa zet in haar nieuwe Circular Economy Action Plan onder meer in op uitbreiding van de EcoDesign-richtlijnen, waarmee onder andere hogere duurzaamheidseisen worden gesteld aan productontwerp. Daarnaast is de hoeveelheid aandacht positief: in 2020 waren er ruim 100 congressen over circulaire economie – al zegt dat helaas weinig over de daadwerkelijke impact 😉.
Vinger op de zere plekDeze rapportage bevestigt dat hoge ambities en goede intenties alleen zijn niet voldoende zijn om de complexe transitie naar een circulaire economie vorm te geven. Wanneer we de belangrijkste resultaten van vier jaar circulaire economie-beleid op een rij zetten, zien we dan ook vooral vrijwillige initiatieven, waar partijen die dat willen, mee aan de slag kunnen gaan:
- Ondersteuning aan ondernemers en ketens vanuit het Versnellingshuis Nederland Circulair – waarbij aanpassing van de economische spelregels die hen belemmeren, echter uitblijft;
- Het Plastic Pact, waarmee verschillende bedrijven een gezamenlijke ambitie hebben neergezet om de kringloop te sluiten voor plastic producten en verpakkingen – zonder verplichtingen wanneer het werken aan de ambities door onvoorziene omstandigheden even niet uitkomt.
- Een Platform CB’23, dat toewerkt naar eenduidige werkafspraken op het gebied van circulaire economie in de bouw – zonder verplichting om de afspraken toe te passen;
- Nationale en decentrale inzet op circulair inkopen, onder meer bij kantoormeubilair, catering en in de bouw en GWW – wat echter (helaas) veelal op projectniveau blijft.
Inzichtelijk maken van onderliggende oorzakenThe problems we face are not the problems we need to solve. This is because the problems we see are not the actual problems: they are only the results or outcomes of deeper underlying structures. Was getekend: Lucas Simons en André Nijhof, in hun nieuwste boek Changing the game. (Tip: dit samenvattende filmpje is een aanrader.)
Wanneer we een probleem zien zijn we geneigd om dat probleem op hetzelfde niveau op te willen lossen. In dit geval: een te groot grondstoffenverbruik oplossen door ons grondstoffenverbruik terug te dringen. We richten ketentransformatieprogramma’s in om efficiënter te werken, zetten innovatiepartnerschappen op om nieuwe producten te ontwikkelen en organiseren campagnes voor gedragsverandering om mensen hun afval beter te laten scheiden. Dat lijken echter systeemoptimalisaties, die zorgen dat we dingen een beetje beter of een beetje minder slecht doen. De vraag is echter of die optimalisaties voldoende effectief bijdragen aan de uitdagingen waar we voor staan.
Ook bij ons grondstoffenverbruik lijkt het probleem een aantal onderliggende oorzaken te hebben, die om systeeminnovatie vragen. Daarbij zijn er drie die op dit moment veel aandacht krijgen:
- Arbeid wordt in de EU hoger belast dan grondstoffen. Daardoor is (arbeidsintensieve) reparatie vaak kostbaarder dan (grondstofintensieve) vervanging van een product.
- De beurswaarde van bedrijven wordt door aandeelhouders bepaald op basis van hun kwartaalcijfers. Omdat investeringen in producten met een lange levensduur op korte termijn kosten met zich meebrengen, leidt dit tot een lagere waarde van het bedrijf.
- Het uitstoten van schadelijke stoffen naar lucht, water en land is – binnen wettelijke normen – gratis; de kosten om deze stoffen op te ruimen of de effecten te compenseren, zijn maatschappelijk. Daarmee is er geen prikkel om producten die geproduceerd worden, milieuvriendelijker te produceren.
Oplossingen op ander niveauMijn persoonlijke frustratie is dat we vaak praten over ambities en doelstellingen, en niet over randvoorwaarden of grenswaarden waar we met elkaar binnen moeten blijven. Door te blijven spreken in vrijblijvende termen, blijven we voor de oplossingen zoeken op hetzelfde niveau als het probleem. Het lijkt wel alsof we de ware betekenis van de veelgebruikte quote van Einstein – We can’t solve problems with the same thinking that created them – nog steeds niet tot ons door hebben laten dringen.
Terug naar het PBL: De dominante huidige ontwikkelingen zijn namelijk vooral te kenschetsen als incrementele verbeteringen van het huidige systeem (oftewel systeemoptimalisatie), terwijl een aanzienlijke verandering van het systeem (systeeminnovatie) nodig is. Wanneer we echt toe willen naar een circulaire economie, is het dus belangrijk om ook de spelregels van het economisch systeem te aan te pakken. Het economisch herstelbeleid voor na de coronacrisis, dat het nieuwe kabinet gaat vormgeven, kan daar een mooie eerste stap in zijn.
En als dat toch te lastig blijkt? Dan blijven wij, als welwillende adviseurs en ambitieuze duurzaamheidsmanagers, proberen om tegen de dominerende economische kracht in onze economie een heel klein beetje meer circulair te maken.